Een cake bakken is een nauwkeurig werkje. Wat niet werkt, is een snufje van het een, een theelepeltje van het ander. Volg het recept een weeg je ingrediënten nauwkeurig af.
Wil je een luchtige cake, gebruik dan tarwebloem. Bloem is gezeefd en bevat geen of minder zemelen en kiemen. Hou je van een compacte structuur, neem dan meel. In meel zitten nog wel zemelen en kiemen.
In cakebeslag zit meestal boter. Om het goed te kunnen mengen, moet de boter niet te hard zijn. Laat de boter dus eerst op kamertemperatuur komen. Dat geldt ook voor de eieren. Gebruik geen eieren die rechtstreeks uit de koelkast komen. Boter en eieren moeten ongeveer dezelfde temperatuur hebben.
Een heteluchtoven verwarmt gelijkmatiger dan een elektrische oven. Daarom moet je een elektrische oven meestal zo’n 10 graden warmer zetten dan in het recept staat vermeld. De meeste recepten vermelden de temperatuur van een heteluchtoven.
Geduld is een schone zaak. Open dus niet na een kwartiertje de ovendeur om te kijken of de cake al mooi bruin wordt. Als je de ovendeur te vroeg opent, daalt de temperatuur en zakt de cake in. Wacht dus tot minstens ¾ van de gaartijd, voordat je de deur opent. En als je hem opent, doe het dan een klein stukje en snel weer dicht.
Er is een simpele manier om te checken of je cake gaar is. Prik met een brochettestokje in het midden van de cake. Haal hem er weer uit. Is het stokje schoon, dan is de cake gaar. Kleeft er nog wat beslag aan, laat de cake dan nog even in de oven staan.
Je houdt je cake zo lang mogelijk vers door hem in huishoudfolie te wikkelen en in een luchtdichte koekjesdoos te bewaren. Heb je een topping gemaakt van bijvoorbeeld roomkaas of een vulling van slagroom, bewaar je cake dan in de koelkast. Bewaar je cake niet langer dan 4 dagen.